Toespraak Dodenherdenking 2016


Driehonderdvijfenzestig dagen per jaar zijn wij vrij. Daar staan we niet dagelijks bij stil, voor onze generatie is dat al ons leven lang heel gewoon. Wanneer wij het niet eens zijn met de beslissingen van onze regering, mogen we dat gewoon zeggen. En op de ‘sociale’ media gebeurt dat ook, in vaak onomwonden bewoordingen.

Onze vrijheid voelt heel gewoon.

Maar het is niet vanzelfsprekend.

Eén dag in het jaar staan we stil bij de mensen die onze vrijheid mogelijk hebben gemaakt Omdat ze stonden voor hun idealen, hun principes en overtuigingen en daar ook naar handelden. Mensen die hun idealen zo belangrijk vonden, dat ze hun eigen leven en dat van hun naasten in gevaar brachten door er naar te handelen. Mensen die hun idealen en onze vrijheid zo belangrijk vonden, dat ze bereid waren ervoor te sterven. En dat is niet heel gewoon. En zeker niet vanzelfsprekend.

 

Wat doe je, wanneer er oorlog komt?

Wat doe je, wanneer je onderdrukt wordt?

Kies je ervoor te vechten, te vluchten, of kies je ervoor zoveel mogelijk zo gewoon mogelijk door te leven? Om het leven van jezelf en van je familie, je kinderen niet in gevaar te brengen?

 

Wij leven al eenenzeventig jaar in vrijheid. Voor ons is het niet voor te stellen welke keuzes we zouden maken wanneer we die keuzes zouden moeten maken. Wij kunnen nu
alleen maar heel dankbaar zijn dat er in de generaties voor ons mensen gekozen hebben datgene te doen wat in hun ogen het juiste was, ongeacht de consequenties voor hun eigen leven.

 

Daarom zijn we vandaag stil. We staan hier bij het monument ten nagedachtenis aan Lieuwe Greidanus en Wiebe Bruinsma.

Lieuwe, eenentwintig jaar toen hij stierf. Wiebe was twintig toen hij aan zijn verwondingen overleed.

Twee gewone jongens uit Tzum, hele jonge jongens uit Tzum, die wilden helpen bij de bevrijding van Nederlands Indië en daarbij hun leven verloren.

Zoals Lieuwe en Wiebe waren er heel veel, mannen en vrouwen, van jong tot oud. Die hun eigen leven in gevaar brachten voor de vrijheid.

Door te vechten, of door het helpen van vluchtelingen, onderduikers.

Het is niet voor te stellen hoe het moet zijn om zulke keuzes te moeten maken.

 

We zijn hier zo meteen een minuut stil. En straks om acht uur nog twee minuten.

Een paar minuten om stil te staan bij de mensen die onze vrijheid hebben mogelijk gemaakt.

En misschien ook even een moment om stil te staan bij de mensen die nu nog te maken hebben met oorlog en onderdrukking.

 

In bijvoorbeeld Syrië woedt nu al vijf jaar een burgeroorlog. Een strijd die begon tussen opstandelingen en het regeringsleger van president Assad, maar inmiddels is veranderd in een onoverzichtelijke kluwen van strijdende partijen. Daartussenin probeert de burgerbevolking in leven te blijven.

Eén op de drie Syriërs heeft inmiddels geen huis meer.

Vier miljoen Syriërs zijn in hun eigen land op de vlucht.

Twee en een half miljoen Syriërs hebben inmiddels alles achter zich gelaten en zijn Syrië ontvlucht.

En naar schatting zeshonderdvijftigduizend Syriërs zijn inmiddels in het oorlogsgeweld omgekomen.

Voor hen is vrijheid zeker niet gewoon.

En al helemaal niet vanzelfsprekend.

 

Ik heb geen oplossing voor het probleem in Syrië.

Of voor dat in Eritrea, Ethiopië, Tsjetsjenië, Sudan, Mali, Libië, Pakistan, Afghanistan en de andere zo als dat heet ‘conflictgebieden’.

Macht, geld, ’zij’ en ‘wij’ staan wereldwijd telkens weer aan de basis van nieuwe conflicten.

Dat maakt het extra belangrijk voor ons om ons hoofd en ons hart te blijven gebruiken.

En om elk jaar, al is het maar een paar minuten, stil te staan bij hoe bijzonder onze vrijheid eigenlijk is.

En om dankbaar te zijn dat er mensen waren die onze niet vanzelfsprekende vrijheid hebben bevochten.

 

 

(C) Dorpsbelang Tzum